Publicaties van de WOWD:
welzijn in relatie tot de vlucht naar het thuishok
Development of flight efficiency in juvenile homing pigeons (Columba livia) = Ontwikkeling van vluchtefficiëntie door jonge postduiven (Columba livia)
E. Witte (2019). Onder supervisie van dr. Fred de Boer en dr. Kevin Matson namens WUR en dr. Jaap van Doormaal en ing. Leo van der Waart namens de WOWD. Eindrapport Masterstudie Forest and Nature Conservation, Wageningen Universiteit & Research (WUR), Resource Ecology Group. 24 April 2019, 23 p.
Samenvatting
Klik hier voor een Nederlandse samenvatting van deze MSc thesis
[PDF, 2,2 MB]
Terugblik op de ongewoon koude zaterdag 13 april: waren wedvluchten die dag nu wel of niet verantwoord?
A. Winkel, R. Reiling, K. Elzinga (2019). Spoor der Kampioenen jrg. 18, nr. 14, p. 34-35. Tevens gepubliceerd in de digitale NPO nieuwsbrief ‘Op (de) Hoogte’ van vrijdag 26 april 2019
Samenvatting
Seizoen 2019 startte met een ongewoon koude eerste wedvluchtdag. In de nacht van vrijdag 12 op zaterdag 13 april zakte het kwik tot circa 0-2 graden Celsius aan de kust en tot circa -4 graden Celsius in het oosten van het land. Op zaterdag werden maxima bereikt van 6 tot 9 graden Celsius. Tien van de elf Afdelingen lieten hun eerste vitessevlucht doorgaan. De WOWD analyseerde de uitslagen van deze vluchten. Uit deze analyse kon de voorzichtige conclusie worden getrokken dat bij dergelijke korte afstanden (110-180 km) het lossen van nog niet ingevlogen oude duiven bij 5-7 graden Celsius, een NO3-4 wind en enkele sneeuwbuien niet tot een verstoord vluchtverloop leidt. Als er in de toekomst vaker dergelijke koude vluchtdagen plaatsvinden, kan die conclusie met meer zekerheid getrokken worden.
[PDF, 1.7 MB]
Update van de Risico Tabel Lossingen (RTL): het praktische overzicht van factoren die een gunstige, neutrale of verstorende invloed hebben op de thuiskomst van postduiven
R. Reiling, A. Winkel, K. Elzinga, A. van Dam (2019). Spoor der Kampioenen jrg. 18, nr. 12, p. 16-19. Tevens gepubliceerd in de digitale NPO nieuwsbrief ‘Op (de) Hoogte’ van vrijdag 12 april 2019
Samenvatting
In 2008 maakte de WOWD voor het eerst de Risico Tabel Lossingen (RTL) op basis van de stand van kennis over “duivensportmeteorologie” van dat moment. Drie jaar later werd de RTL geactualiseerd op basis van voortschrijdend inzicht en ervaringskennis. Op dit moment, voorjaar 2019, is het opnieuw nodig de RTL een update te geven. In dit artikel presenteren we versie 3 van de RTL en beschrijven we het hoe en het waarom van de wijzigingen.
[PDF, 6.4 MB]
Het spoor bijster: over de invloed van verstoringen in het aardmagnetisch veld op de navigatie van postduiven
C. Verburg en N. Andries (2018), onder begeleiding van A.B.C. van Dis, R. Reiling en A. Winkel. Profielwerkstuk VWO-6, CSG Prins Maurits, Middelharnis. 58 p.
Samenvatting
In het kader van hun VWO-opleiding voerden scholieren Corné Verburg en Niek Andries een profielwerkstuk uit naar de invloed van verstoringen in het aardmagnetisch veld op de navigatie van postduiven. In hun rapport geven ze in hoofdstuk 3 een inleiding in het aardmagneetveld, de navigatie van postduiven en de relatie tussen de twee. In hun ‘veldwerk’ verzamelden ze gegevens van 142 vitesse- en midfondvluchten, gehouden tussen 2008 en 2017, voor het spelgebied Goeree-Overflakkee, zoals: de vliegsnelheid (m/min), de concoursduur 1:4 (minuten) en het Relatieve Snelheids Verval (RSV; %). Van diezelfde vluchtdagen verzamelden zij gegevens over de toestand van het aardmagnetisch veld in West-Europa (meetstation te Hartland, UK; British Geological Survey), zoals de K-index, ap-index, aP-index, en het Wolf-getal. Uit de resultaten blijkt dat er van de 142 vluchten slechts tweemaal een K-index 5 en zesmaal een K-index 4 voorkwam. De mate van verstoring van het aardmagneetveld hing niet duidelijk samen met de vluchtresultaten: regressielijnen lopen vlak en hebben een zeer lage R-kwadraat (<0,1). De studie laat vooral zien dat een K-index tot waarde 5 niet of nauwelijks van verstorende invloed is. Het aantal vluchten in de dataset en het aantal vluchten met grote verstoringen is echter te klein om harde conclusies te kunnen trekken. De studie heeft vooral getoond dat de werkwijze op basis van bestaande (wedvlucht)gegevens werkzaam is om de relatie tussen aardmagneetveld en duivennavigatie te onderzoeken.
[PDF, 3,9 MB]
Who is the fastest racing pigeon of all? A preliminary study on the influence of the physical condition of racing pigeons on their flight performance in a varying environment
L. Jeninga (2018), onder supervisie van dr. Fred de Boer en dr. Kevin Matson. Eindrapport Masterstudie Forest and Nature Conservation, Wageningen Universiteit & Research (WUR), Resource Ecology Group. 14 februari 2018. 118 p.
Samenvatting
Dit eindrapport over onderzoek – uitgevoerd door studente Lizanne Jeninga in het kader van haar masterstudie aan de WUR en in samenwerking met de WOWD – handelt over hoe landschap, weersomstandigheden en fysieke aspecten van de postduif van invloed zijn op zijn weg terug naar huis. Lizanne beschrijft haar onderzoek waarbij zij duiven van de firma Belgica de Weerd volgde vanaf verschillende losplaatsen met behulp van GPS-ringen. Tevens keek zij naar de effecten die het dragen van een GPS-ring hebben op het gedrag van de duif, en beoordeelde zij de betrouwbaarheid van de metingen gedaan met GPS-ringen. Voor wie geïnteresseerd is in het oriëntatievermogen van de duif en in het bijzonder wat onderzoek met GPS-apparatuur aan de kennis daarover inmiddels heeft bijgedragen biedt de inleiding van dit eindrapport alleen al veel wetenswaardigheden. De bevindingen van dit onderzoek bieden een kennisbasis voor verder onderzoek naar de oriëntatie van postduiven. Dergelijk onderzoek kan voor de WOWD en de duivensport belangrijke informatie opleveren t.a.v. omstandigheden die de thuiskomst van duiven van wedstrijdvluchten beïnvloeden.
Klik hier om naar het rapport te gaan op de website van Wageningen Universiteit
Een meteorologische blik op de midfondvlucht Pommeroeul van Afdeling 11 op 5 mei 2012
A.P.M.M. van Dam, A. Winkel, W. van Stralen, L.W. van der Waart, J.F. Gaiser, G.A. van Oortmerssen, J. van der Sluis (2012). Spoor der Kampioenen jrg. 11, nr. 17, p. 19-20.
Samenvatting
De wedvlucht van Afdeling 11 gelost om 13:10 vanuit het Franse Pommeroeul op zaterdag 5 mei 2012 kende een sterk verstoorde thuiskomst. Op zondagavond was slechts zo’n 70% van de duiven thuis. Dit artikel beschrijft een ‘ongevallenanalyse’ uitgevoerd door de WOWD en het Instituut Wedvlucht Begeleiding (IWB). Uit de analyse blijkt dat de verstoorde thuiskomst is veroorzaakt door een complex systeem van opeengehoopte fronten op de vlieglijn. Het artikel benadrukt het risico van fronten op een verstoorde thuiskomst van duiven.
[PDF, 562 kB]
Effecten van weerselementen, aardmagnetische verstoringen en andere factoren op de thuiskomst van postduiven van 287 wedvluchten, gehouden van 2002 t/m 2005
A. Winkel, G. van Dijk, J.F. Gaiser, W. Kuil, R. Marinus-Jochems, G.A. van Oortmerssen, J. van der Sluis, L.W. van der Waart (2008). Onderzoeksrapport van de werkgroep WOWD i.s.m. het Instituut Wedvlucht Begeleiding (IWB) en Bureau NPO. 108 p.
Samenvatting
Dit rapport beschrijft een studie waarin thuiskomstgegevens en vluchtomstandigheden van 287 wedvluchten middels beschrijvende statistiek zijn bestudeerd. Uit de studie blijkt dat van korte en middellange vluchten met volwassen duiven normaliter meer dan 95% het thuishok al op de dag van lossing bereikt; bij dagfondvluchten lopen thuiskomsten langer door. Verstoorde thuiskomsten komen vooral voor bij vluchten met jonge duiven en soms ook bij volwassen duiven. Risicofactoren op een verstoorde thuiskomst lijken: (1) kopwind of oostelijke zijwind, (2) temperatuur boven 25 graden Celsius, (3) fronten, (4) zones met dichte of lage bewolking, (5) zones met regen, (6) temperatuurinversies, en (7) mist, nevel en zichten tot 5 km. Aardmagnetische verstoringen tot K-index 5 lijken geen effect te hebben op vluchten. Het rapport sluit af met aanbevelingen om de organisatie van het lossen te optimaliseren.
[PDF, 3.8 MB]
Wat ging er mis tijdens ‘de Duitsland-vluchten’ van 20 en 21 juli 2007?
A. Winkel en G. van Dijk (2007). Nederlands Postduiven Orgaan jrg. 60, nr. 44, p. 19-24.
Samenvatting
In het weekend van 20 en 21 juli 2007 kenden een aantal vluchten gelost in zuidwest Duitsland een verstoorde thuiskomst. Dit artikel beschrijft een ‘ongevallenanalyse’ uitgevoerd door de WOWD. Uit de analyse blijkt dat de verstoorde thuiskomsten zijn veroorzaakt door een grootschalig koufront. Het artikel benadrukt het risico van fronten op een verstoorde thuiskomst van duiven en wijst verbeterpunten aan voor de organisatie van het lossen.
[PDF, 4.3 MB]
Waarom kende de vlucht Pithiviers op zaterdag 19 mei een rampzalige thuiskomst?
A. Winkel, J.F. Gaiser, G.A. van Oortmerssen, J. van der Sluis, L.W. van der Waart (2007). Nederlands Postduiven Orgaan jrg. 60, nr. 30, p. 41-43
Samenvatting
De wedvlucht van Afdeling 2 gelost vanuit het Franse Pithiviers op 19 mei 2007 kende een sterk verstoorde thuiskomst. Dit artikel beschrijft een ‘ongevallenanalyse’ uitgevoerd door de WOWD. Uit de analyse blijkt dat de verstoorde thuiskomst is veroorzaakt door een complex frontaal systeem. Het artikel benadrukt het risico van fronten op een verstoorde thuiskomst van duiven.
[PDF, 2.7 MB]
Belgisch onderzoek bevestigt cijfers WOWD enqûete
G.A. van Oortmerssen, A. Winkel, J.F. Gaiser, J. van der Sluis, L.W. van der Waart (2002). Artikel van de werkgroep WOWD van mei 2002. Oorspronkelijk gepubliceerd in het Neerlands Postduiven Orgaan.
Samenvatting
Tijdens het seizoen 1998 voerde de WOWD een landelijke enquête uit naar de omvang van en risicofactoren voor verliezen met jonge postduiven. Uit de enquête bleek dat in 1998 van elke 100 geboren jonge duiven er circa 6 werden uitgeselecteerd, circa 10 niet terugkeerden van het dagelijks uitvliegen rond het thuishok, circa 9 niet terugkeerden van africhtingen en circa 16 niet terugkeerden van wedvluchten. Na het seizoen waren nog circa 59 van de 100 geboren jonge duiven aanwezig. Verliezen tijdens wedvluchten traden prominenter op tijdens: (1) de eerste drie wedvluchten, en (2) latere vluchten boven circa 400 km. Een enqûete van “Het Gilde van de Reisduif” in Belgie uit 2001 schetste volgens sommige schrijvers van duiventijdschriften een heel ander beeld van verliespercentages per categorie en vluchtafstand dan de enqûete van de WOWD drie jaar eerder. In dit artikel vergeleek de WOWD de cijfers van beide onderzoeken. Voor het vergelijken van verliespercentages als functie van vluchtafstand ontbraken voor het Belgische onderzoek de benodigde afstandsgegevens. De verliespercentages per categorie bleken (op dezelfde manier berekend en weergegeven) echter bijna identiek tussen beide onderzoeken.
[PDF, 134 kB]
WOWD enquête ‘verliezen jonge duiven’
J.F. Gaiser, J. Hooimeijer, G.A. van Oortmerssen, C. Reizevoort, J. van der Sluis, L.W. van der Waart (2000). Duivenpost jrg. 2, nr. 1, p. 28-30
Samenvatting
Tijdens het seizoen 1998 voerde de WOWD een landelijke enquête uit naar de omvang van en risicofactoren voor verliezen met jonge postduiven. De bruikbare respons bestond uit 316 duivenliefhebbers met samen 19.450 jonge duiven. Een deel van de resultaten wordt in dit artikel besproken. Uit de enquête bleek dat in 1998 van elke 100 geboren jonge duiven er circa 6 werden uitgeselecteerd, circa 10 niet terugkeerden van het dagelijks uitvliegen rond het thuishok, circa 9 niet terugkeerden van africhtingen en circa 16 niet terugkeerden van wedvluchten. Na het seizoen waren nog circa 59 van de 100 geboren jonge duiven aanwezig. Verliezen tijdens wedvluchten traden prominenter op tijdens: (1) de eerste drie wedvluchten, en (2) latere vluchten boven circa 400 km. Het instellen van een afstandslimiet van circa 400 km voor jonge postduiven lijkt een effectieve maatregel om een deel van de verliezen met jonge duiven te voorkomen. [Een analyse van de risicofactoren voor het verliezen van jonge duiven is uitgevoerd door M. van Blitterswijk. Dit rapport is te vinden op de publicatiepagina: De verzorging]
[PDF, 2.2 MB]
Discussiestuk over het vliegprogramma voor jonge duiven
J.F. Gaiser, J. Hooimeijer, G.A. van Oortmerssen, C. Reizevoort, J. van der Sluis, L.W. van der Waart (1999). Duivenpost jrg. 1, nr. 2, p. 32-34
Samenvatting
In dit artikel wordt een discussie geopend over het herinrichten van vliegprogramma’s voor jonge duiven. Voorgesteld wordt om dat programma meer vorm te geven als leerschool voor jonge postduiven, bijvoorbeeld door meerdere ‘instapvluchten’ op te nemen. Hierdoor kunnen duivenhouders eens een vlucht overslaan wanneer de weersvoorspelling ongunstig is of wanneer hun jonge duiven niet geheel fit zijn. Ook kunnen jonge duiven die pas na enkele dagen of weken terugkeren van een vlucht na een periode van rust weer ‘herstarten’ met hun opleiding.
[PDF, 2.74 MB]
Belangrijke publicaties van andere (niet-NPO) organisaties
Omdat de WOWD of de NPO in sommige gevallen niet over het copyright van publicaties beschikt, kunnen deze niet altijd online worden aangeboden.
Wanneer lost de stratus op?
M. Severin (1999)
Duivenpost, jrg. 1, nr. 3, p. 16-17
Artikel van het Weerbureau HWS over weersvoorspellingen van de duivensport
[PDF, 1.01 MB]
Duivensport: wat is de weersverwachting waard?
dr. W. van den Berg (1998)
Cursusmateriaal voor NPO lossingcoördinatoren op 28 februari 1998, MeteoConsult, Wageningen, Nederland, 13 p.
Weersverwachtingen voor de duivensport
KNMI (Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut; jaar onbekend)
Rapport met productinformatie. De Bilt, Nederland, rapport 21 06 050, 10 p.
Natuurlijke invloeden op wedstrijdvluchten met postduiven; een studie
H. Tamboryn (1992)
Onderzoeksrapport van Meteowing Luchtmacht en de Koninklijke Belgische Duivenhouders Bond (KBDB), uitgegeven door Henri Tamboryn, 151 p.
Pigeon homing in relation to geomagnetic, gravitational, topographical, and meteorological conditions
K. Dornfeldt (1990)
Behavioral Ecology and Sociobiology 28, p. 107-123
Klik hier om naar het artikel te gaan op de website van het wetenschappelijke tijdschrift
Inleidende studie over mogelijke weerkundige en geofysische invloeden op wedstrijdvluchten voor reisduiven
dr. G. Schietecat (1988)
Onderzoeksrapport van het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI), Brussel, België, ISSN 0770-0261, 63 p.
Vluchtbelemmerende weersinvloeden bij postduivenconcoursen
J.F. den Tonkelaar (1972)
Rapport van het Koninklijke Nederlandse Meteorologisch Instituut (KNMI), De Bilt, Nederland, rapport XVII, n41, 19 p.